Onafhankelijke cliëntondersteuning….

Onafhankelijke cliëntondersteuning – vertrouwenspersoon – klachtenfunctionaris – ombudsman

Er is veel verwarring over deze voor cliënten belangrijke begrippen. Veel gemeenten zijn nu druk bezig de Wmo in te richten en moeten voldoen aan de wettelijke eis om cliënten onafhankelijke ondersteuning te bieden. Maar wat is dat nu precies en wat is het verschil met de vertrouwenspersoon, een klachtenfunctionaris en een ombudsman? Ik heb de begrippen hier ter verduidelijking uitgelegd en naast elkaar gezet:

Onafhankelijke cliëntondersteuning: In het kader van de Wmo zijn gemeenten verplicht onafhankelijke informatie, advies en ondersteuning te geven aan alle cliënten van de Wmo, Jeugdwet en participatiewet. Als we kijken naar de functie van onafhankelijke cliëntondersteuner, dan vallen de werkzaamheden uiteen in twee onderdelen:

1)       Informatie, advies en ondersteuning van de burger voorafgaand aan het zorgproces en tijdens het zorgproces wanneer het goed gaat: samen met de cliënt zijn zorgvraag analyseren en met de burger en met zorgaanbieders samen het zorgaanbod samenstellen.

2)       Informatie, advies en ondersteuning van de burger wanneer de burger ‘knelpunten’ ervaart in zijn zorg. Met name in bijlage 4 van de VNG handreiking cliëntondersteuning voor gemeenten (‘bemiddelen en verwijzen ‘en ‘hulp bij klachten, bezwaar en beroep’), wordt op deze onderdelen van de onafhankelijke cliëntondersteuning gewezen. Wanneer iemand niet tevreden is over de onafhankelijke cliëntondersteuning zoals die standaard (tijdens het zorgproces) wordt aangeboden, verplicht de wet gemeenten een andere onafhankelijke cliëntondersteuning ter beschikking te stellen.

Wij menen dat dit tweede onderdeel van het werk van de onafhankelijke cliëntondersteuner gezien kan worden als vertrouwenswerk binnen het sociale domein.

Onafhankelijke vertrouwenspersoon: Een onafhankelijke vertrouwenspersoon is een persoon naar wie een cliënt kan gaan voor kwesties die strikt vertrouwelijk zijn. De vertrouwenspersoon:

  • helpt – als iemand vastloopt – bij het helder kunnen formuleren en het goed kunnen stellen van vragen: ‘waar loop ik tegen aan en hoe wil ik dat oplossen?’;
  • betrekt het netwerk van de burger bij het zoeken naar oplossingen voor zijn problemen met zorgaanbieders en /of de gemeente;
  • ondersteunt bij het opstellen van een plan om te komen tot een juiste oplossing bij knelpunten en bemiddelt eventueel;
  • organiseert lotgenotencontact, gespreksgroepen en trainingen in groepsverband, zowel voor cliënten als voor zorgverleners;
  • ondersteunt vanuit cliëntperspectief, dat betekent dat het belang van cliënten voor ons voorop staat;
  • maakt een signaleringsrapportage voor de gemeente(n) en voor zorgverleners waarin we een overzicht geven van de ervaren knelpunten en richting geven waarin structureel naar verbeteringen kan worden gezocht. Dit kan u kosten besparen ten aanzien van klachtenprocedures.

De vertrouwenspersoon staat naast of achter de cliënt en kan de cliënt indien gewenst praktisch ondersteunen bij het indienen van een klacht of bijstaan bij een klachtgesprek. De vertrouwenspersoon neemt geen formele klachten over de kwaliteit van zorg of ondersteuning in behandeling. De nieuwe Jeugdwet verplicht gemeenten een vertrouwenspersoon voor alle jongeren en hun relaties te organiseren. Dit wordt in 2015 en 2016 landelijk via de VNG geregeld. Zorgbelang zal de Vertrouwenspersoon Jeugd leveren in heel Gelderland als onderaannemer van het bureau AKJ, in opdracht van de VNG. Ook biedt Zorgbelang Gelderland de onafhankelijke vertrouwenspersoon sociaal domein aan gemeenten aan als onderdeel van de onafhankelijke cliëntondersteuning.

Klachtenfunctionaris: Sommige instellingen of gemeenten hebben een klachtenfunctionaris aangesteld om klachten te ontvangen en in behandeling te nemen. Een klachtenfunctionaris begeleidt het klachtenproces vanuit het perspectief van een instelling of gemeente als ‘beklaagde’ partij en helpt de klager bij het klachtenproces. Een klachtenfunctionaris doet geen uitspraken over een klacht: dat doet een klachtencommissie of een bezwaar- of beroepscommissie of een Ombudsman. Een klachtenfunctionaris is in dienst van de instelling/organisatie. Hierdoor is onafhankelijkheid niet altijd gewaarborgd. De klachtenfunctionaris doet zijn of haar werk vanuit een positie in het belang van de organisatie, en bemiddelt ‘tussen’ betrokkenen ‘beklaagden’ in de organisatie en de ‘klager’.

Ombudsman: Een Ombudsman (-vrouw) is een ambtenaar die benoemd is door het college van B&W (lokale Ombudsman) of door de Tweede Kamer (Nationale Ombudsman). De Ombudsman is onafhankelijk en onpartijdig. Hij behandelt klachten van bewoners over de overheid of gemeente (en niet over andere partijen zoals zorgorganisaties) en kan een onderzoek starten om eventuele misstanden aan het licht te brengen. Alle betrokkenen zijn verplicht om aan dit onderzoek mee te werken. Daarnaast beschikt de Ombudsman over ruime bevoegdheden; hij kan bijvoorbeeld dossiers inzien en ambtenaren horen. Een Ombudsman komt pas in beeld als de bewoner er niet uitkomt met de overheidsinstantie; het is een voorziening in de tweede lijn. De bewoner dient dus eerst gebruik te maken van de klachtenregeling bij de overheidsinstantie. De Ombudsman kan tevens zelf een onderzoek starten op basis van signalen en kan overheidsinstanties uitleggen hoe ze moeten handelen. Een Ombudsman oordeelt / doet een uitspraak over een klacht. Anders dan bij een klachtencommissie of bezwaar of beroepscommissie, oordeelt een Ombudsman niet alleen of de regels en procedures goed zijn toegepast, maar oordeelt ook over de vraag of het handelen van de overheid wel doeltreffend is geweest voor de burger. Een Ombudsman kan ook aanbevelingen doen aan de overheid, het beleid of de processen aan te passen vanuit het belang voor de burger. Klachtencommissies, bezwaar- en beroepscommissies hebben deze bevoegdheid vaak niet.

 

Cliëntenorganisaties moeten keuzes maken bij het meewerken aan de zorg na de transities

De komende weken en maanden zal er in elke gemeente een discussie over de inrichting van de zorg na de tranisties (jeugdzorg, Wmo, participatiewet en passend onderwijs / 4D) plaats gaan vinden. In eerste instantie via het vaststellen door de gemeenteraden van intentieverklaringen, visienota’s of kadernota’s. Begin 2014 gaat het heel snel verder over de verdere invulling in bijvoorbeeld verordeningen en  vormen van contracteren. Maar ook over welke zorg nog wel en welke niet meer door een gemeente wordt gefinancierd.  Het is zaak als Wmo-raden, participatieraden en cliëntenraden, daar invloed op uit te oefenen: op wethouders, op gemeenteraadsleden (zij stellen het beleid vast). Gemeenteraden en Wmo raden of participatieraden hebben elk hun eigen spelregels om hier samen met elkaar over in gesprek te gaan en volgen daarbij elk hun eigen tijdspad.

Zorgbelang Gelderland ondersteunt in de Gelderse regio’s de Wmo raden en participatieraden en stelt voor met elkaar gezamenlijk prioriteiten te stellen (wat is wel belangrijk en waar moet je misschien maar minder tijd aan besteden).

Achter de discussies op lokaal niveau de komende maanden, speelt de centrale vraag in hoeverre je als cliëntenorganisaties mee gaat  werken aan een andere invulling van zorg, met minder middelen. Het is goed hier over na te denken en een strategische positie in te nemen. Veel cliëntvertegenwoordigende organisaties hebben moeite met de bezuinigingen die met deze transities gepaard gaan. aan de andere kant zien veel organisaties ook kansen om de zorg onieuw beter in te richten. en als dat met minder kosten kan is dat natuurlijk ook direct in het belang van iedereen. Daarnaast zij de bezuinigingen natuurlijk een politiek gegeven waar niemand om heen kan. Wel is het zaak vanuit cliëntenperspectief mee te denken over de invulling er van en de (mogelijke) consequenties voor mensen met een zorgvraag.

Welke vragen zijn in mijn ogen de komende maanden voor cliëntenorganisaties het meest van belang?

  1. Ben je als Wmo-raad of cliëntenorganisatie bereid om mee te denken en mee te werken aan een andere zorg op lokaal niveau, waarbij minder middelen beschikbaar zullen zijn? Hoe stel je als cliëntenorganisatie hier strategisch in op?
  2. Welke mogelijkheden of kansen zie je als het gaat om het vergroten van zelfredzaamheid,  de belasting van het eigen netwerk en vrijwilligerswerk? Wat zijn  grenzen hieraan?
  3. Welke kansen zie je als het gaat om nieuwe vormen van zorg, bijvoorbeeld in de vorm van burgerinitiatieven?
  4. Toegankelijkheid: Hoe kijk je aan tegen de nieuwe vormen van toegang tot zorg, zoals met name het integraal werkende wijkteam? Hoe kijk je aan tegen de (nieuwe) drempels die in de toegang van de eerste naar de tweede lijn gelegd worden?
  5. Hoe kun je de positie van echt kwetsbare groepen beschermen?  En over wie hebben we het dan? Kun je voor deze groepen een soort ‘garantie’ onderhandelen, die voor een deel het landelijk verdwijnen van het compensatiebeginsel, op lokaal niveau voor hen repareert?
  6. Kwaliteitsbewaking? Hoe vindt je dat de kwaliteit van zorg bewaakt moet worden? Welke rol zie je daarbij voor cliënten en cliëntenorganisaties?
  7. Financieringsvormen: Welke vormen van financiering vindt je (op welke manier uitgevoerd) recht doen aan het uitgangspunt dat de burger en de cliënt centraal moet staan en maximaal ondersteund moet worden om zijn eigen regie te kunnen voeren?

Als Zorgbelang Gelderland willen we de cliëntenorganisaties in de Gelderse regio’s de komende periode ondersteunen om samen deze vragen te beantwoorden, om hiermee sterk te staan in de lokale beïnvloeding van het nieuwe lokale zorgbeleid en de uitvoering daarvan.

Naar één vertrouwenspersoon functie voor het hele sociale domein?

Momenteel werk ik samen met een aantal organisaties aan vernieuwingen op het gebied van de vertrouwenspersoonfunctie:

Jeugdwet verplicht de vertrouwenspersoon
De nieuwe jeugdwet zorgt er voor dat net als nu het geval is) ook na de transitie jeugdzorg, jongeren en ouders of familieleden het recht hebben op een vertrouwenspersoon. Ook in de GGZ en onder de wet dwang en drang hebben cliënten of hun relaties hier recht op.

  • Een vertrouwenspersoon: ondersteunt bij het omgaan (‘coping’) met door cliënten of hun relaties ervaren problemen in de zorg; bij het bespreekbaar maken bij zorgverleners van deze problemen en bij het streven naar oplossingen daarvan. Daarnaast ondersteunt de vertrouwenspersoon bij het handhaven van hun cliëntenrechten, indien daar door zorgverleners geen recht aan wordt gedaan.
  • Daar waar cliënten niet zelf in staat zijn hum problemen op te lossen en daar waar sprake is van meerdere vergelijkbare problemen van meerdere cliënten in een instelling, treden de vertrouwensorganisaties in contact met de instelling. Met medewerkers, leidinggevenden of bestuurders (afhankelijk van de problematiek) wordt besproken welke problemen zich met welke frequentie voordoen in de ogen van cliënten en op welke wijze een instelling individuele of vaker voorkomende problemen op zou kunnen lossen.
  • Alle vertrouwenspersoon organisaties richten zich daarnaast op beleidsmakers en financiers van zorg om vaker voorkomende problemen via nieuw of aangepast beleid, tot een oplossing te brengen. Dat doen ze door middel van lobby, zowel landelijk als lokaal, vaak samen met cliënten(organisaties).

Organisatie vertrouwenswerk naar gemeenten?
De vertrouwenspersonen worden nu vooral landelijk of provinciaal gefinancierd. In principe gaan gemeenten vanaf 1 januari 2015 deze financiering overnemen. De komende maanden moet de VNG als vereniging van Nederlandse gemeenten gaan beslissen hoe ze dat gaan organiseren. Omdat het om een zeer kleine functie in de jeugdzorg gaat, ligt er een advies van een VNG commissie om deze functie landelijk te gaan financieren.

Op weg naar één vertrouwenspersoon voor de hele zorg?
Nu zijn er verschillende soorten vertrouwenspersonen voor verschillende sectoren: de jeugdzorg, de GGZ en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (VG). Zorgbelang organisaties zorgen samen met het AKJ  voor de vertrouwenspersoon in de jeugdzorg. Momenteel overleggen we samen met AKJ druk met andere organisaties van vertrouwenspersonen (PvP en LsfvP in de GGZ, LSR en de CVP in de VG) over nauwe samenwerking: het zou in mijn ogen heel mooi zijn als je als Nederlandse cliënt in heel Nederland op één soort vertrouwenspersoon een beroep kunt doen, ongeacht of je nu thuis woont of in een instelling; ongeacht welke zorg je nodig hebt en ongeacht waar je woont. Als cliënt of als ouder zou je niet moeten hoeven uitzoeken welke vertrouwenspersoon nu precies bij jouw soort zorg hoort. Het vertrouwenswerk is in essentie voor iedereen min of meer gelijk.

Maar natuurlijk moet die vertrouwenspersoon wel heel dichtbij zijn: bekend met jouw omgeving (woonplaats) en zorg.  Alle genoemde vertrouwenspersoon organisaties zijn met elkaar in gesprek om te kijken of en hoe we achter één soort van (virtuele) voordeur, één loket van één soort vertrouwenspersoon kunnen maken. Samen zouden weer voor kunnen zorgen dat je altijd de bij jouw probleem passende vertrouwenspersoon krijgt, dicht bij waar je (al dan niet tijdelijk) woont. Samen kunnen deze organisaties ook zorgen voor een goede kwaliteit die over het hele land hetzelfde is. Gezien de verschillen tussen de genoemde organisaties zal het nog een hele klus zijn er voor te zorgen dat dat ene (virtuele) loket van de vertrouwenspersoon voor de hele zorg er voor 1 januari 2015 komt. Ik hoop dat we er in gaan slagen en werk er hard aan.

Vertrouwenswerk in hele sociale domein?
In een aantal wetten / sectoren is een verplichting voor vertrouwenswerk  opgenomen. Voor de nieuwe Wmo en een deel van de nieuwe wet LIZ (Langdurig Intensieve Zorg, het toekomstige overblijfsel van de huidige Awbz) zal dat niet gelden naar verwachting. Toch zijn er gemeenten die het belang van de vertrouwenspersoon voor cliënten ook in het kader van deze nieuwe wetten wel zien. Ze spreken dan van een vertrouwenspersoon voor het gehele sociale domein. Als Zorgbelang Gelderland zijn we met enkele gemeenten in gesprek om in 2014 enkele pilots op dit gebied op te zetten: wij denken dat ook Wmo cliënten of ouderen in een verzorgingshuis behoefte aan vertrouwenswerk kunnen hebben. Als het ons lukt deze pilots te financieren, kunnen we onderzoeken of dat ook werkelijk zo is en wat dat voor deze mensen betekent: welke problemen lost het voor hen op? En: leidt het ook op deze terreinen sneller tot beter zorg, als die niet (helemaal) in orde of op maat is?

Ik hoop dat we de komende maanden met de genoemde organisaties grote stappen in de samenwerking kunnen zetten en dat we medio 2014 weten of een brede vertrouwensfunctie voor het sociale domein wenselijk en haalbaar is.

Intentieverklaring transities regio Arnhem

Intentieverklaring en werkdocument

Het afgelopen jaar hebben alle gemeenten in de regio Arnhem, samen met een groot aantal zorgaanbieders stappen gezet in de voorbereiding van de komende transities (4D) die vanaf 1 januari 2015 (zoals het er nu naar uit ziet) een feit zullen zijn. Deze gezamenlijke stappen  hebben geleid tot een intentieverklaring en een werkdocument die in Almen op 26 en 27 september 2013 besproken werden.

Inbreng vanuit zorgvragersperspectief

Zorgbelang Gelderland is gevraagd om de inbreng van cliëntenorganisaties (zoals Wmo raden) in deze groeiende regionale samenwerking,  zo veel als mogelijk te organiseren. Op dit moment zijn de cliëntenorganisaties in de regio Arnhem niet enthousiast over de intentieverklaring. Dat heeft aan de ene kant te maken met het proces, waarin deze organisaties (Wmo raden, cliëntenraden) geen ruimte is geboden hun formele adviesrol op lokaal of instellingsniveau te vervullen.

De intentieverklaring is in de beleving van veel cliëntenorganisaties vooral een kader van waar uit de (her)nieuw(d)e samenwerking (onder andere voorwaarden dan voorheen) tussen gemeenten en zorginstellingen wordt vormgegeven.  De intentieverklaring wordt niet beleefd als een document waarin de behoeften en noden van mensen centraal staan en waarin kaders worden gesteld, die tot een betere zorg met minder kosten gaat leiden.

In de intentieverklaring staat niet de burger of cliënt centraal die (ook nu al) eerst zelf zijn zorg regelt en pas als dat echt niet meer lukt, een beroep doet op professionele zorg, naast de zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligerszorg die gewoon doorgaan, naast eventueel noodzakelijke professionele zorg. Cliëntenorganisaties pleiten er voor de zelfbeschikking van cliënten veel centraler te stellen in de intentieverklaring:  Laat de cliënt zelf oplossingen aandragen: beperkt de creativiteit niet tot standaard zorgaanbod van enkele (via bestuurlijke aanbesteding gecontracteerde) preferente aanbieders. Deze zelfbeschikking vindt natuurlijk plaats binnen de maatschappelijk aanvaardbare grenzen: niet alles is financieel mogelijk. Maar als de cliënt zelf creatieve oplossingen kan bedenken, en daar als dat niet anders kan publieke middelen voor mag inzetten, is de kans op efficiëntere en goedkopere zorg veel groter dan wanneer vooraf budgetten bij instellingen worden gelegd. In dat geval is de kans dat organisatiebelangen boven klantbelangen prevaleren, veel groter. Het zal geen verbazing wekken dat cliëntenorganisaties Persoonsgebonden budgetten en Persoonsvolgende budgetten betere oplossingen vinden voor de financiering van zorg vinden, dan systemen als bestuurlijke aanbesteding. De intentieverklaring spreekt wel over zorg op maat en keuzevrijheid, maar tegelijkertijd lijken er door systemen als bijvoorbeeld bestuurlijke aanbesteding en een regisseur per wijk,  grenzen gesteld te worden aan met name deze keuzevrijheid en het maatwerk zoals dat door een cliënt gewenst wordt.

Inhoudelijk  is er vooral weerstand als het gaat om de bescherming van echt kwetsbare groepen.  Hierover worden geen enkele uitspraken gedaan. Er zijn groepen die vanwege de aard van hun beperking nooit volledig zelfstandig kunnen functioneren zonder hulp door anderen.  Het is in een aantal gevallen bijzonder onredelijk het persoonlijk netwerk van deze groepen blijvend met de zorg te belasten: daardoor heeft de persoon in kwestie een dermate grote afhankelijkheid van zijn persoonlijk netwerk, dat van gelijkwaardigheid in deze menselijke relatie niet meer gesproken kan worden.  Hoewel maatwerk kan opleveren dat deze bijzondere groepen ook daadwerkelijk professionele zorg behouden, maar nergens wordt daarover gerept. Een dergelijke paragraaf zou veel weerstand tegen het als ‘verplicht’ ervaren inzetten van het eigen netwerk, kunnen wegnemen. Geef een signaal dat wie het echt nodig heeft, altijd de  zorg krijgt: durf te garanderen dat niemand straks zonder noodzakelijke zorg komt te zitten.

In de intentieverklaring wordt gelukkig wel aangegeven dat zelfredzaamheid ook een grens kent. De uitgangspunten dat mensen eerst voor zichzelf moeten zorgen en  daarna vrienden, familie en buurt, zijn ook volgens cliëntenorganisaties prima, maar de vraag is of er niet al heel veel door mantelzorgers en vrijwilligers wordt gedaan? Is de rek er niet al uit? Nederland scoort op het gebied van mantelzorg en vrijwilligerswerk als een van de beste landen ter wereld.  Bovendien is mantelzorg soms zo zwaar dat het niet altijd redelijk is dit te ‘verplichten’. Zoals ook het artikel uit de volkskrant van vrijdag 20 september j.l. aangeeft, zijn er daarnaast  wijken of buurten waarin sociale netwerken slecht zijn en ook niet beter zullen worden door de kwetsbare aard van de bewoners in die gebieden. De achtergrond hiervan is voor een deel gelegen in de manier waarop in het verleden wijken qua woningbouw en qua woningtoewijzing zijn samengesteld. Voor cliëntenorganisaties is het van belang op deze punten van de grenzen aan zelfredzaamheid, meer uitgangspunten op te nemen, zoals hierboven benoemd.

De komende weken en maanden gaan Wmo-raden, participatieraden en cliëntenraden in gesprek met gemeentebestuurder, raadsleden en bestuurders van instelling in de 12 regiogemeenten, om over deze kritiekpunten van gedachten te wisselen. Op die manier kunnen deze voor cliënten en burgers belangrijke punten een plaats krijgen in de nog vast te stellen lokale beleidsplannen  en verdere praktische uitwerkingen daarvan.

Ongerustheid over veranderingen in de zorg

Ongerustheid over veranderingen in de zorg. Omroep GLD 9 januari 2013

Veel mensen die zorg nodig hebben maken zich ongerust over de veranderingen die er aan gaan komen. Maar welke veranderingen komen er dan aan?

Er wordt flink bezuinigd op huishoudelijke hulp. Naar verwachting zullen gemeenten zo’n 75 procent op hun budgetten gekort gaan worden. Dat betekent naar waarschijnlijk dat alleen mensen met een minimum inkomen (of minder) nog in aanmerking voor een vergoeding kunnen komen. Maar hoe het precies in elke gemeente wordt uitgewerkt (en wanneer) is nog niet bekend.

Op termijn wordt een deel van de ‘eenvoudigere’ Awbz zorg, waaronder persoonlijke begeleiding, niet meer vergoed. Dat betekent dat mensen die die zorg wel nodig hebben, bij de gemeente moeten aankloppen. Die zal eerst kijken of mensen geen zorg via familie of in de buurt kunnen regelen. Pas als dat allemaal niet lukt, kan (en dat is geen recht) de gemeente ‘compenserend’ optreden. Maar hoe die ‘compensatie’ er voor welke zorgvragen uit gaat zien, is nog lang niet bekend wordt geroepen.

Ook in de jeugdzorg moet 20 tot 25 procent van het huidige budget worden bezuinigd. En ook hier worden gemeenten verantwoordelijk en moeten mensen zelf eerst zorg bij familie en in de buurt proberen te regelen. wat overigens niet altijd gemakkelijk is als jeugdzorg nodig is als er sprake is van moeilijkheden in een gezin.

Is dat nu heel erg, al deze voorgenomen veranderingen? Op zich genomen gaat er een hele goede filosofie schuil achter de voorgenomen veranderingen. Meer voor elkaar, vrienden, familie, buren en anderen helpen is iets wat best wat meer zou kunnen. Met deze filosofie is niets mis. En als daarmee flink kan worden bezuinigd, dan is dat prima voor onze huidige kwakkelende economie. Maar er kleven ook haken en ogen aan.

Allereerst de onduidelijkheid. Het filmpje van Omroep Gelderland laat zien dat veel mensen zich erg ongerust maken. Is dat nodig? Dat zou niet zo hoeven zijn als de overheid (Het Rijk en elke gemeente kan dat doen) de garantie zou uitspreken dat wanneer het echt nodig is en echt niet ander kan, zorg gegarandeerd wordt. Ik denk dat dat kan. Daar zijn we in Nederland nog rijk genoeg voor. Voor mensen met zo veel beperkingen als Yvonne in het filmpje, kunnen we in Nederland echt wel zorg garanderen als dat echt noodzakelijk is. Dat wil niet zeggen dat iedereen alles kan krijgen: nee, alleen als het echt nodig is en echt niet anders (lees: vrijwillig) georganiseerd kan worden.

Kunnen gemeenten nu al niet veel meer duidelijkheid aan mensen met veel zorgvragen geven? Ik denk dat dat kan. gemeenten maar ook zorginstellingen weten heel goed welke kant de veranderingen op gaan: daarover kunnen ze eerlijk zijn. Ik heb het gevoel dat er nu nog veel ‘omheen’ wordt gepraat. Juist het ‘we weten het nog niet precies’  en ‘het zal misschien wel los lopen….’ maakt mensen erg onzeker. Ik stel dat mensen zelf ook mee na kunnen denken over hoe hun zorg beter en goedkoper kan. Wacht dus als gemeente niet met het betrekken van mensen met een zorgvraag totdat alles duidelijk is: nee, maak hen mee verantwoordelijk over hoe die zorg dan er anders (en ook goedkoper) er uit moet zien. Wacht niet af tot alles tussen beleidsmakers en zorginstellingen is uitonderhandeld, maar ga nu over de veranderingen met de mensen die het betreft in discussie. Geef hen juist nu de kans om zelf meer verantwoordelijk te worden over hun eigen zorg.

Gaat het daarmee goed komen? Gaat iedereen voor zijn of haar familie, vrienden of buren zorgen? En gaat het dan goed als dat wel zo is? Nee natuurlijk gaat dat niet vanzelf en als het wel lukt gaat het zeker niet altijd goed. Ook familie kan vervelend zijn of grote fouten maken. Bovendien kost zo’n proces van een mentaliteitsverandering heel veel tijd. Ik mis nog veel aandacht bij landelijke en gemeentelijke beleidsmakers voor deze kant van de veranderingen: de beleving en inzet van diegenen waar het echt om gaat. Tot nu toe gaat de energie eigenlijk alleen maar naar de budgetten uit, de verordeningen, de contracten met zorgaanbieders en de reorganisatie van met name de toegang tot zorg, via gemeentelijke (veelal professionele) wijkteams.

Langzaam maar zeker komen nu pas de mensen waar het om gaat in beeld. Soms omdat ze zelf daarover aan de bel trekken. Maar gemeenten en de landelijke overheid moeten nog heel veel energie in het betrekken en stimuleren van mensen met een zorgvraag steken. Daarbij gaat het vooral om ruimte geven aan eigen initiatieven. En om het gedeeltelijk loslaten van eigen traditionele sturende kader, zoals bijvoorbeeld controleregelgeving op PGB’s en subsidies. Ruimte geven voor initiatieven van burgers betekent ook risico’s op misbruik lopen. Maar liever achteraf corrigeren en straffen dan door controle vooraf elk initiatief blokkeren. Schrijf bijvoorbeeld eens een prijsvraag uit voor hoe je je eigen zorg anders (en dus ook goedkoper) zou willen organiseren? En geef dan flinke budgetten weg en bonussen om dat te realiseren.

Ik hoop dat gemeenten en het Rijk al dit jaar burgers veel meer gaan prikkelen en ruimte geven om zelf hun zorg te organiseren. Zonder te wachten op alle formele beleidsnota’s, verordeningen e.d.. Als je echt wilt innoveren, moet je lef tonen en risico’s durven lopen. Geef het initiatief nu uit handen aan de mensen zelf die zorg nodig hebben. Daag hen uit en beloon hen voor hun eigen initiatief! Door mensen zelf de ruimte te geven, neem je hun onzekerheid weg en zul je nieuwe betere en goedkopere zorg oogsten.